Een paar gedachten over H.G. Well's 'Oorlog der werelden' (1898)
Niet alleen een scifi-klassieker, maar ook horror en protest tegen de Engelse kolonisatie...
And before we judge them too harshly, we must remember what ruthless and utter destruction our own species has wrought, not only upon animals, such as the vanished bison and the dodo, but upon its inferior races. The Tasmanians, in spite of their human likeness, were entirely swept out of existence in a war of extermination waged by European immigrants, in the space of fifty years. Are we such apostles of mercy as to complain if the Martians warred in the same spirit? (Wells, War of the Worlds)
Als deel van de zomer herlees ik altijd een aantal boeken, en één van de boeken die ik al een tijdje had liggen, en niet te lang is, is 'de Oorlog der Werelden', een vertaling van het klassieke en vooral ook heel invloedrijke Scifi-verhaal 'The War of the Worlds' van H.G. Wells, dat ik verder met zijn Nederlandse titel aanduid. Het boek is net voor het einde van de negentiende eeuw gepubliceerd in 1989 en en op veel vlakken een eerste voor veel elementen die later algemeen zouden worden in fictie.
De Engelsman H.G. Wells wordt dikwijls, samen met de Fransman Jules Verne, als het begin gezien van de moderne sciencefiction. Maar daar waar Verne vooral bekend is om zijn voorspellingen van latere technologie (in '20.000 mijlen onder zee' (1870) voorspelt hij bijvoorbeeld niet alleen duikboten, maar ook de mogelijkheden van elektriciteit en fotografie) is Wells vooral bekend voor het introduceren van hele nieuwe concepten zoals alien invasies, tijdmachines ('the time machine'), en speculatieve biologie, ecologie en de dystopische consequenties van zijn worldbuilding.
In de Oorlog der Werelden neemt hij een op dat moment bekend genre van invasieliteratuur, maar in plaats van bijvoorbeeld een Duitse invasie in Engeland laat hij technologisch en intellectueel veel hoogstaander aliens zijn moederland binnenvallen op een manier die verder gaat dan oorlogen zoals ze in zijn tijd bestonden. Het is een verhaal dat mensen in zijn tijd bangmaakte, en ook veel later nog dat effect had wanneer een Amerikaanse hoorspel-versie op de radio uit 1938, geactualiseerd en verplaatst naar New Jersey, grote paniek veroorzaakte omdat veel mensen niet doorhadden dat het fictie was en dachten dat ze echt aangevallen werden door Marsbewoners.
Een verhaal met zo'n impact is niet zo simpel te maken als schrijver, en vraagt best wel wat aandacht voor details. De worldbuilding zoals we dat vandaag zouden noemen is nog steeds interessant, en voor zijn tijd heel indrukwekkend. Het is duidelijk dat Wells zich baseert op biologie en Darwinistische ideeën van natuurlijke selectie voor zijn verhaal, in een tijd waarin Marsbewoners als ze bestonden dikwijls gewoon als mensen gezien werden. Maar Wells’ Marsbewoners zijn inderdaad echt volledig alien, ze zijn geheel anders en hebben niks menselijks en representeren een compleet andere wereld. Het zijn enorme hoofden met een set tentakels, met een vreemde fysiologie, en een technologie die heel hard op de onze vooruit staat met enorme 'mecha'-machines die kunnen vechten, werken, en zelfs vliegen, maar toch hebben ze het wiel en zelfs de spil blijkbaar niet uitgevonden. De manier waarop ze helemaal anders zijn is goed uitgewerkt, en ook soms beangstigend overtuigend.
Daarbij komt voor mijzelf natuurlijk nog een dubbele laag van afstand qua wereld, lezende in het Vlaanderen van 2024 is het Engeland van 'begin twintigste eeuw' (het verhaal was een klein beetje in de toekomst geplaatst) ook al een heel andere setting dan ik gewoon ben. De schrijver noemt heel veel plaatsen in Engeland die waarschijnlijk voor de Engelse lezer bekend zijn, maar voor een Vlaming zijn het allemaal maar exotische woorden die evengoed fantasienamen zouden kunnen zijn. Maar vooral de wereld van voor de wereldoorlogen is echt een andere wereld, met andere technologie, gewoonten, logica en vanzelfsprekendheden.
De schrijfstijl van het boek is waarschijnlijk voor sommigen ouderwets, met veel lange zinnen en archaïsmen in de woordenschat, maar ik hou daar wel van. Wat verder interessant is aan de stijl is het gebruik van een verslagstijl in eerste persoon door een onbenoemde verteller (ook van zijn vrouw wordt de naam niet onthuld), wat op sommige vlakken een onwetende verteller geeft, en op andere plaatsen wordt er commentaar toegevoegd die van na de gebeurtenissen komt. Ook zijn er een aantal hoofdstukken in derde persoon vanuit het gezichtspunt van zijn broer, vertrekkende van Londen, die hij na de gebeurtenissen gesproken moet hebben maar dat wordt niet gepreciseerd. Op zich is die mix van alwetende en tegelijk onzekere of zelfs onwetende verteller in eerste persoon best interessant om te lezen. Waarschijnlijk niet de stijl die aangemoedigd wordt in hedendaagse 'creatief schrijven' cursussen, maar misschien zelfs interessanter dan dat...
Een andere opmerking kan gemaakt worden over het genre. Indertijd werd het zoals eerder gezegd ook gezien als een heel ongewoon voorbeeld van invasieliteratuur, en nu geldt het vooral als een toonaangevende science-fiction klassieker. Maar er zou evengoed een voorbeeld van atypische horror in gezien kunnen worden, misschien zelfs meer dan die andere scifi-klassieker Frankenstein die dikwijls klakkeloos onder horror geschaard wordt. We krijgen monsters die bijna lijken aan Lovecraft (die op het moment van verschijnen van dit boek maar een kind was) en zijn 'eldritch abominations': Volledig onaardse monsters buiten elk referentiestelsel die met onbekende wapens hele streken ontvolken, bestaande uit een hoofd met enorme ogen en verder vooral tentakels, een brutaal verhaal met eindeloos veel doden door gruwelijke onbekende wapens, en geen hoop vanaf een bepaald moment in een wereld die helemaal gek wordt,... Uiteindelijk is het plan niet alleen verovering, maar ook een soort Terraforming met invasieve Martiaanse planten, die onze ecosystemen aanvankelijk helemaal overrompelen en onze wereld langzaam zelf alien maken. Uiteindelijk blijkt zelfs dat de Marsbewoners een soort vampiers zijn, die letterlijk gewoon bloed aftappen van hun slachtoffers in plaats van zich te voeden met voedsel (hun lichaam heeft geen verteringsstelsel) en daar liefst mensen voor gebruiken die dat niet overleven, wat in het verhaal maar een zoveelste gruwelijke openbaring is die toch nog steeds effectief beangstigend is.
Ondanks elementen van andere genres zijn er natuurlijk ook genoeg redenen om dit een mijlpaal in sciencefiction te noemen, zoals de sterke biologische en sociologische speculatie, en de mecha-machines van de Marsbewoners die 3 of 5 poten hebben, en menselijke technologie enorm vooruit zijn. Bovendien zijn er ook lugubere voorspellingen die doen denken aan de manier waarop Jules Verne de toekomst voorspelde in zijn verhalen, en wel aan de kant van de Martiaanse oorlogvoering, die een voorafschaduw is van de oorlogen in de twintigste eeuw. Ten eerste is er het idee van totale oorlogvoering waarin hele streken leeggevaagd en uitgemoord worden, dat in Europa tot de wereldoorlogen onbekend was, maar vooral in de Tweede Wereldoorlog zeker werkelijkheid werd. En ook de twee belangrijkste wapens van de aliens lijken op latere menselijke massamoordwapens: de zwarte rook is duidelijk een vorm van gifgas, en de verschrikkelijke hittestraal heeft niet alleen een echo in latere monsterlijke wapens als Napalm, maar vooral ook in wat er gebeurd is met de eveneens compleet niet voorbereide slachtoffers van de atoombommen op Hiroshima en Nagasaki, die gewoon verdampten vlakbij de inslag. Merk daarbij op dat Wells aangeeft dat, hoewel 'de menselijke technologie sterk vooruitgegaan is' door het onderzoeken van de werkmachines de hittegolf niet door mensen kan worden nagemaakt (er vallen doden als geprobeerd wordt hem te ontleden) en ook de zwarte rook is verdwenen. Wells is duidelijk dat het enige wat de mens van de Martiaan mag leren is neutrale technologie, geen massavernietigingswapens...
En dan komen we aan bij de duidelijke dubbele bodem in het verhaal: natuurlijk was het verhaal niet in de eerste plaats bedoeld om te waarschuwen voor nieuwe monsterlijkheden van menselijke oorlog in de komende eeuw, het blijven nog steeds de koloniserende Marsbewoners die ze gebruiken en die de nietsvermoedende Engelsen wegvagen alsof ze mieren zijn. Dat is een vergelijking die verschillende keren wordt gemaakt in het boek, alsof de Marsbewoners op een heel veel hoger niveau staan dan mensen, alsof wij maar insecten zijn vergeleken met hen. Er is bij die vergelijking een andere inspiratie achter het verhaal die ook expliciet genoemd wordt, en dat is de kolonisatie door de Engelsen, zijn eigen volk, van grote delen van de wereld in de voorgaande eeuwen. Specifiek het uitroeien van de Tasmaanse aboriginals wordt gebruikt door de schrijver als vergelijking, en het is duidelijk waar hij met het verhaal heen wil: Wat als de moderne koloniale mens een machtigere tegenstander tegenkomt die hetzelfde doet, kunnen we het hen dan zelfs maar kwalijk nemen. Op bepaalde plaatsen lijkt de verteller zelfs de Marsbewoners te verontschuldigen met dezelfde koloniale logica die voor zijn tijdgenoten heel logisch geklonken moet hebben, maar tot vreselijke mistoestanden en onrecht geleid heeft...
Maar toch blijft het een verhaal met diepgang, de Marsbewoners zijn niet alleen Lovecraftiaanse abominaties in het ééndimensionale horror-oorlog. Ze hebben hun eigen verhaal en redenen, en ook hun eigen tragiek: Hun wereld is ouder en bijna uitgedoofd, en ze zijn op zoek naar een nieuwe wereld om als soort te overleven. Dit is natuurlijk een verhaal dat meestal op de mensheid geplakt wordt maar Wells past het hier toe op de Marsbewoners, onaards en gruwelijk als ze zijn.
Dat Wells daarbij een gevoel voor profetische dystopieën heeft dat niet moet onderdoen voor George Orwell in 1984 en Aldous Huxley in Brave New World komt ook heel even naar voren wanneer de artillerist die samen met de hoofdfiguur een aantal verschrikkelijke dingen overleefd heeft zijn beeld van de toekomst schetst. De geschetste toekomst is er één van de mensen als nietige slaven (en voedselvoorraad, of minstens voorraad van vers bloed om van te leven) van de Marsbewoners met een ondergronds verzet dat erop uit is om ze ooit te overwinnen, maar met heel Nietzscheaanse kenmerken en een sociaal Darwinisme tussen de gemakzuchtigen die slachtvee zijn en de sterken die uiteindelijk gaan terugvechten. Dat lijkt natuurlijk sterk op de situatie in Wells' andere baanbrekende scifi de Tijdmachine, waarin de mensheid tot twee soorten is geëvolueerd, de lieflijke en naive Eloi, afstammelingen van rijken met veel luxe, die in de grote onthulling eigenlijk alleen maar slachtvee zijn voor de monsterlijke ondergrondse Morlocks die afstammen van de miserabele arbeiders. Maar deze toekomst wordt geen bewaarheid in de Oorlog der Werelden, en de naamloze protagonist laat zijn dromende compaan uiteindelijk dronken achter, banggemaakt door zijn plannen en voorspelling die allemaal voorbarig zijn: de Marsbewoners worden door aardse ziektekiemen geveld en dat waar de mensen niet in slagen wordt door de natuur opgelost.
Ook dat heeft natuurlijk een parallel in de geschiedenis, wie denken waarschijnlijk vooral aan hoe veel inheemse volkeren van de Nieuwe Wereld stierven door ziekten uit de Oude Wereld na de kolonisatie, maar in vroegere eeuwen waren er ook delen van Afrika waar Europeanen door bepaalde ziekten niet lang overleefden. En dan komen voor de deus-ex-machina-ontknoping op een wetenschappelijke naïviteit in de worldbuilding die ook in de Tijdmachine voorkomt en die nu helemaal achterhaald is, maar die bijvoorbeeld ook door enkele van de transhumanistische karakters in C.S. wordt voorspeld (al voorspellen die meer en erger dan dat): het volledig uitroeien van alle bacteriën en alle ziekten die daarmee komen, maar ook alle rottingsprocessen stoppen. Zowel op Mars in de Oorlog der Werelden als in de dystopische toekomst van de Eloi en Morlocks is dat een voldongen feit, en doordat de levensvormen op Mars hierdoor geen immuunsysteem hebben vallen ze onherroepelijk ten prooi aan onze micro-organismen. En zo is de overwinning op de sterkere vijand zelfs niet een verdienste van de mens zelf, want de mensheid alleen, met al zijn beschaving en technologie en rationaliteit en alles is vergeleken met de Marsbewoners, alleen maar als een mierennest voor ons is. Een grotere relativering van het moderne humanisme ben ik zelden tegengekomen, maar een beetje ontnuchtering van onze menselijke hybris zo nu en dan moet kunnen zeker, niet?
Maar, al bij al een interessante herlezing van een boek waarvan de invloed op de hedendaagse boeken en films in verschillende genres niet te onderschatten is. De impact voor het originele publiek moet heel anders geweest zijn, maar het blijft voor de liefhebber van speculatieve literatuur een must-read.
Iemand die andere dingen opgemerkt heeft in het boek?
Groeten
Bram
(De vraag of de hoofdpersoon van The Time Machine door enkel en alleen aanwezig te zijn niet genoeg bacteriën heeft teruggebracht om zowel de Eloi als de Morlocks uit te roeien en het hele ecosysteem ineen te doen storten zal ik maar niet stellen zeker?)